Antistollings-centrum/ Trombosedienst
Het antistollingscentrum is bereikbaar voor vragen over antistollingsmedicijnen en de toediening ervan. Het centrum is vraagbaak voor eerstelijnszorg; huisartsen, apothekers, specialisten ouderenzorg, tandartsen en verloskundigen en tweedelijnszorg.
- Contact en artsen
- (Her)aanmeldformulier
- Convenant ketenzorg en Antistolling
- Rol ziekenhuis
- Rol tandarts
- Rol huisarts
- Rol ziekenhuisapotheker
- Rol apotheek
- Rol specialist Ouderen Geneeskunde
- Complicaties
- Rol trombosedienst (onderdeel van Regionaal Antistolling Centrum)
- Fraxiparine Forte nieuwe naam van Fraxodi
Contact en artsen
Het antistollingscentrum is bereikbaar voor vragen over antistollingsmedicijnen en de toediening ervan. Het centrum is vraagbaak voor eerstelijnszorg; huisartsen, apothekers, specialisten ouderenzorg, tandartsen en verloskundigen en tweedelijnszorg.
Artsen
Maarten Beinema
Giséle Geerligs-Groenewoud
Contact artsen
T 0570 - 53 62 76
E antistollingscentrum@dz.nl
Buiten kantooruren is de dienstdoende cardioloog of internist beschikbaar.
Leden kerngroep antistolling
M. Beinema - Arts Trombosedienst
G.R. Hajer – Internist - Vasculair geneeskundige
T. Bergmeijer – Cardioloog
M. Benoist - Ziekenhuisapotheker
C. Siemes - Internist-Hematoloog
Administratie
Vitamine K Antagonisten: Voor vragen over het aan-en afmelden van een patiënt en doseringen kan contact opgenomen worden met de administratie.
Contact
T 0570 - 53 50 86 / 50 89
(Her)aanmeldformulier
Als verwijzer kunt u hier het (her)aanmeldingsformulier voor de trombosedienst downloaden. Tijdens kantooruren is het Antistollingscentrum direct bereikbaar op: 0570-536276.
Convenant ketenzorg en Antistolling
Binnen vier jaar minder schade en sterfte door fouten met antistollingsmedicatie. Dat is de ambitie van de overheid. Met een convenant willen partijen in Salland die ambities ondersteunen. ‘We hebben de antistollingsketen gesloten.’ Lees hier het hele verhaal. Of lees het magazine over het Antistollingscentrum hier.
Convenant Ketenzorg Antistolling
Voor het gehele convenant, zie onderstaand PDF-bestand.
Rol ziekenhuis
Patiënt start of stopt met antistolling naar aanleiding van poliklinisch consult
De hoofdbehandelaar:
- verifieert en actualiseert bij aanvang van het consult het medicatieoverzicht van de patiënt
- stelt de patiënt in op antistolling conform geldende richtlijnen
- werkt de medische status van de patiënt volledig bij wat betreft afspraken over de antistollingsbehandeling
- schrijft een recept
- stopt de antistolling
- instelling op VKA gebeurt in ieder geval tot datum eerste bezoek aan / van Antistollingscentrum(trombosedienst)
- vult bij VKA gebruik het (elektronisch) aanmeldingsformulier in voor de trombosedienst
- geeft bij het optreden van complicaties (bloedig en/of trombotisch) van alle antistolling dit door aan het Regionaal Antistollingscentrum.
Communicatie en afstemming:
- de hoofdbehandelaar verifieert en actualiseert de medicatie samen met de patiënt en/of diens wettelijk vertegenwoordiger/ mantelzorger op basis van het medicatieoverzicht van de openbare apotheek
- de hoofdbehandelaar verstrekt bij starten een recept voor antistolling voor de openbare apotheek
- als de patiënt in de poliklinische apotheek van het ziekenhuis zijn medicatie ophaalt, stuurt de poliklinische apotheek hiervan een bericht naar de openbare apotheek
- de hoofdbehandelaar meldt binnen 24 uur het starten / stoppen / wijzigen van de medicatie bij VKA gebruik aan bij de trombosedienst
- de hoofdbehandelaar stuurt zo spoedig mogelijk en binnen twee weken een overdracht aan de huisarts of specialist ouderengeneeskunde
- de hoofdbehandelaar meldt het beëindigen van de polikliniek controles bij VKA gebruik bij de trombosedienst, de huisarts of specialist ouderengeneeskunde
- bij stoppen antistolling licht de hoofdbehandelaar ook de apotheek in.
Patiënt gebruikt antistolling en krijgt een (geplande) invasieve ingreep in ziekenhuis
De behandelend arts:
- indiceert een invasieve ingreep
- de behandelend arts stelt (bij electieve ingrepen samen met de anesthesioloog) het beleid vast voor het peri-operatief gebruik van antistolling. Hij kan daarover te rade gaan bij de voorschrijvende arts en het Antistollingscentrum
- verwijst de patiënt bij een operatie naar de anesthesioloog
- de ziekenhuisapotheek verifieert en actualiseert het medicatieoverzicht van de patiënt op de POS. Het actuele medicatieoverzicht is vervolgens voor de arts beschikbaar in het EPD
- voor een electieve operatie legt de anesthesioloog het pre- / peri- / postoperatief beleid vast, zoals dat door de hoofdbehandelaar is voorgesteld. Hierin zijn voor VKA gebruik ook de afspraken met de trombosedienst vastgelegd
- de anesthesioloog maakt op het pre-operatief spreekuur afspraken, als de patiënt hier langs komt, of en wanneer de antistolling tijdelijk gestaakt moeten worden en of er bij VKA gebruik overbrugging met LMWH moet plaatsvinden
- als de anesthesioloog niet wordt ingeschakeld vanwege de aard van het onderzoek of ingreep dan wordt dit door de behandelend arts gedaan, zo nodig in overleg met de hoofdbehandelaar of het Antistollingscentrum
- de uitvoering van de overbrugging kan bij VKA gebruik volgens regionale afspraak door de trombosedienst plaatsvinden
- de hoofdbehandelaar herstart de antistolling postoperatief en meldt dit voor VKA gebruik bij de trombosedienst
- de status van patiënt wordt volledig bijgewerkt wat betreft afspraken antistolling.
Communicatie en afstemming:
- bij VKA gebruik bewaakt de trombosedienst dat de patiënt de gewenste INR heeft op de dag van de ingreep. De trombosedienst regelt de praktische afhandeling van het beleid
- de ziekenhuisapotheek verifieert op de POS het actueel gebruik van de medicatie en zet de thuismedicatie klaar in het EVS/EPD. Hierdoor is een medicatieoverzicht beschikbaar voor de anesthesioloog en behandelend arts
- de behandelend arts verifieert actueel gebruik van medicatie op het moment van opname en schrijft de medicatie klinisch voor in het EVS/EPD
- de behandelend arts stelt de indicatie voor het stoppen van antistolling en noteert dit op het overdrachtsformulier voor de anesthesioloog
- de anesthesioloog raadpleegt bij complexe casuïstiek de voorschrijvende specialist en / of het Antistollingscentrum voor advies met betrekking tot het pre- / peri- / postoperatief beleid
- direct voor aanvang van de ingreep vindt door de behandelend arts een briefing en debriefing plaats over het antistollingsbeleid van de patiënt
- de behandelend arts geeft eventuele (tijdelijke) wijzigingen in het antistollingsbeleid van de patiënt door. Blijvende wijzigingen na de ingreep worden doorgegeven aan apotheek en huisarts.
De patiënt gebruikt antistolling en de invasieve ingreep wordt tijdens de preoperatieve fase plotseling uitgesteld
De behandelend arts:
- bij uitstel van de invasieve ingreep stelt de behandelend arts de antistollingstherapie van de patiënt opnieuw in
- bij VKA gebruik wordt dit gemeld aan de trombosedienst
- actualiseert het medicatieoverzicht van de patiënt inclusief argumentatie
- werkt de status van patiënt volledig bij wat betreft afspraken over de antistolling.
Communicatie en afstemming:
- de behandelend arts actualiseert bij uitstel van de ingreep het medicatieoverzicht
- de behandelend arts meldt het uitstel van de ingreep en aangepast medicatiebeleid
- de behandelend arts informeert de preoperatieve poli
- de behandelend arts informeert trombosedienst, huisarts, apotheek en patiënt.
De patiënt gebruikt antistolling en er treedt een complicatie op (trombo-embolisch of bloeding)
De behandelend arts:
- behandelt de patiënt conform de richtlijnen
- bij VKA gebruik wordt dit gemeld aan de trombosedienst
- actualiseert het medicatieoverzicht van de patiënt inclusief argumentatie
- werkt de status van patiënt volledig bij wat betreft afspraken over de antistolling.
Communicatie en afstemming:
- de behandelend arts actualiseert bij complicaties het medicatieoverzicht. Blijvende wijzigingen na de ingreep worden doorgegeven aan de apotheek en huisarts
- de behandelend arts meldt de complicatie bij het Regionaal Antistollingscentrum.
De patiënt wordt opgenomen en gaat met ontslag uit het ziekenhuis
Klinisch verblijf
De behandelend arts:
- verifieert het medicatieoverzicht bij opname, interne overdracht en ontslag van de patiënt
- hij wordt hierbij ondersteund door de ziekenhuisapotheek: de ziekenhuisapotheek draagt zorg voor medicatieverificatie en vastlegging in het EVS/EPD van de thuismedicatie bij opname. Bij ontslag controleert de ziekenhuisapotheek het AMO en de ontslagrecepten en draagt zorg voor de overdracht naar huisarts, eventuele andere betrokken zorgverlener, apotheek en de trombosedienst
- tijdens de opname:
- stelt de behandelend arts de patiënt in op antistolling conform geldende richtlijnen en schrijft een recept
- staakt de antistolling of wijzigt de antistolling - vult bij ontslag bij VKA het aanmeldingsformulier in voor de trombosedienst
- werkt status van patiënt volledig bij wat betreft afspraken over antistolling.
Communicatie en afstemming
bij opname:
- de behandelend arts verifieert en actualiseert de medicatie. De behandelend arts raadpleegt bij dosering van VKA indien noodzakelijk de trombosedienst en vergewist zich van het doseerschema van de patiënt
- de ziekenhuisapotheek ondersteunt de behandelend arts: de ziekenhuisapotheek draagt zorg voor medicatieverificatie en vastlegging in het EVS/EPD van de thuismedicatie.
bij interne overdracht:
- de nieuwe behandelend arts verifieert en actualiseert de medicatie.
bij ontslag:
- de behandelend arts verifieert en actualiseert de medicatie en print een AMO
- de behandelend arts verstrekt bij ontslag een recept voor antistolling voor de openbare apotheek
- de ziekenhuisapotheek controleert het AMO en de ontslagrecepten en draagt zorg voor de overdracht naar huisarts, eventuele andere betrokken zorgverlener, apotheek en de trombosedienst. De verpleegkundige geeft het AMO en de ontslagrecepten mee aan de patiënt
- als de patiënt bij ontslag bij de poliklinische apotheek van het ziekenhuis zijn medicatie ophaalt, stuurt deze apotheek een bericht daarvan naar de openbare apotheek van patiënt
- de behandelend arts meldt het starten / stoppen / wijzigen van VKA bij de trombosedienst
- de behandelend arts stuurt direct een voorlopige ontslagbrief en binnen twee weken na ontslag een overdracht aan de huisarts of specialist ouderengeneeskunde
- de behandelend arts meldt bij VKA het beëindigen van de poliklinische controles bij de trombosedienst, huisarts of specialist ouderengeneeskunde.
Rol tandarts
Patiënt komt voor consult en wordt gevraagd naar gebruik orale antistollingsmedicatie
De tandarts:
- vraagt naar medicatiegebruik van de patiënt
- registreert digitaal informatie over antistollingsmedicatie.
Patiënt met orale antistollingsmedicatie krijgt een interventie
De tandarts:
- stelt diagnose en spreekt een ingreep af
- maakt een inschatting van de noodzakelijkheid van de ingreep en inventariseert het risico op een bloeding bij de patiënt conform de ACTA richtlijn
- werkt status van patiënt volledig bij wat betreft afspraken over antistolling
- wijst de patiënt op de digitale patiënten folder die de processen rondom de ingreep beschrijven
- neemt pre-, peri- en post-operatieve maatregelen gesteld in de ACTA richtlijn in acht.
Communicatie en afstemming:
- tandarts neemt, na acht genomen te hebben van de ACTA richtlijn, zo nodig contact op met huisarts of specialist ouderengeneeskunde, medisch specialist of bij VKA de trombosedienst met de vraag of antistollingsmedicatie aangepast moet/ mag worden voor de ingreep
- de trombosedienst handelt volgens de gemaakte ketenafspraken met de tandartsen (gebaseerd op de LESA Antistolling)
- de trombosedienst verstrekt aan de tandarts de INR-waarde van maximaal 72 uur voor de ingreep.
Rol huisarts
Patiënt start met antistollingsmedicatie
De huisarts:
- stelt diagnose
- geeft patiënt mondelinge informatie over reden van starten medicatie, geeft eventueel een uitdraai van het betreffende onderwerp Thuisarts.nl mee en informeert de patiënt volgens geldende antistollingsrichtlijnen
- vult bij VKA het aanmeldingsformulier voor trombosedienst in
- draagt zorg bij VKA voor aanmelding bij de trombosedienst volgens de gemaakte afspraken
- schrijft startrecept voor medicatie met daarop bij voorkeur de indicatie (met inachtneming van medicatiegebruik)
- werkt status van patiënt volledig bij wat betreft afspraken over antistolling.
Communicatie en afstemming:
- de huisarts stuurt startrecept met daarop indicatie en beoogde behandelduur naar apotheek
- de huisarts stuurt bij VKA aanmeldingsformulier naar trombosedienst of geeft het aan de patiënt mee
- de huisarts vermeldt wanneer patiënt bij de trombosedienst of thuis gecontroleerd (INR) moet worden, en in het laatste geval hoe lang dat noodzakelijk is
- de huisarts dient bij ongebruikelijke combinaties de reden van gebruik te vermelden op het voorschrift
- de apotheek neemt contact op met huisarts en bij VKA met de trombosedienst als recept VKA interfereert met al gebruikte medicatie
- de apotheek overlegt bij twijfel over het starten met andere antistollingsmedicatie (VKA, DOACs, TARs) bij een ongebruikelijke combinatie expliciet bij de huisarts
- indien de patiënt medicatie haalt bij apotheekhoudende huisarts stelt deze bij VKA de trombosedienst direct op de hoogte van medicatie die interacteert met antistolling.
Patiënt met orale antistollingsmedicatie krijgt co-medicatie
De huisarts:
- stelt diagnose en geeft co-medicatie
- geeft mondelinge uitleg aan patiënt over gebruik co-medicatie
- schrijft recept voor medicatie
- registreert medicatieoverzicht en verwerkt dit in eigen dossier.
Communicatie en afstemming:
- huisarts stuurt recept (papier, elektronisch of fax) naar apotheek van co-medicatie en informeert bij VKA trombosedienst
- trombosedienst informeert huisarts wanneer bij VKA gebruik de instelling INR niet goed lukt en bij een INR > 8
- apotheek neemt contact op met de huisarts en bij VKA de trombosedienst als nieuw recept interfereert met antistollingsmedicatie of gecontraïndiceerd is
- apotheek stelt zo mogelijk ook een alternatief (voor de interfererende medicatie) voor
- de apotheek stuurt bij VKA een bericht naar of neemt contact op met de regionale trombosedienst bij interacterende co-medicatie
- de huisarts actualiseert bij complicaties het medicatieoverzicht
- de huisarts meldt de complicatie bij het Regionaal Antistollingscentrum.
Patiënt met orale antistollingsmedicatie wordt doorverwezen naar tweede lijn
De huisarts:
- stelt diagnose
- geeft mondelinge uitleg aan patiënt over reden van doorverwijzen naar tweede lijn
- schrijft verwijsbrief voor medisch specialist. Opgenomen is voorgeschiedenis, indicatie, andere medicatie, mogelijke aandoeningen.
Communicatie en afstemming:
- huisarts stuurt verwijsbrief (elektronisch of fax) naar medisch specialist
- medisch specialist informeert bij VKA de trombosedienst en de apotheek bij veranderingen in antistollingsmedicatie over voorschrijven co-medicatie.
De patiënt stopt met orale antistollingsmedicatie of de medicatie wordt gewijzigd
De huisarts:
- geeft patiënt mondelinge uitleg over reden van wijziging of stoppen van antistollingsmedicatie
- informeert de apotheker over de wijziging van de medicatie
- werkt status van patiënt volledig bij wat betreft afspraken over antistolling.
Communicatie en afstemming:
- de huisarts informeert de apotheker en bij VKA ook de trombosedienst over wijziging van medicatie of het stoppen daarvan
- de dienstdoende arts van de Huisartsenpost. Onafhankelijk van het feit of er inzage is in het eigen dossier van de huisarts zal de dienstdoende huisarts bij VKA contact opnemen met de dienstdoende arts van de trombosedienst als de dosering aangepast moet worden en zal een doseeradvies afstemmen en dit aan de patiënt meedelen
- De gepleegde interventie wordt doorgegeven aan de eigen huisarts van de patiënt. Bij overige vragen over dosering in de dienst wordt verwezen naar het antistollingscentrum of neemt het antistollingscentrum actief contact op met de patiënt.
Rol ziekenhuisapotheker
Klinische patiënt (opname > 24 uur) start met gebruik van antistollingsmedicatie:
- ondersteunt de behandelend arts in het verkrijgen van een actueel medicatie-overzicht van de patiënt bij opname
- voert medicatiebewaking uit
- bericht de behandelaar/trombosedienst over interfererende medicatie
- verstrekt de medicatie aan de afdeling waar de patiënt is opgenomen
- controleert het medicatieoverzicht en de ontslagrecepten bij ontslag en draagt zorg voor de overdracht aan huisarts, eventuele andere zorgverlener, apotheek en trombosedienst.
Klinische patiënt (opname > 24 uur) wijzigt of stopt met antistollingsmedicatie:
- voert medicatiebewaking uit
- bericht de behandelaar/trombosedienst over interfererende medicatie
- verstrekt de medicatie aan de afdeling waar de patiënt is opgenomen
- controleert het medicatieoverzicht en de ontslagrecepten bij ontslag en draagt zorg voor de overdracht aan huisarts, eventuele andere zorgverlener, apotheek en trombosedienst.
Rol apotheek
Patiënt start met gebruik antistollingsmedicatie
De apotheker:
- de apotheker is verantwoordelijk voor het veilig ter hand stellen en bewaken van de farmacotherapie van de antistollingsmiddelen van de patiënt
- licht de patiënt voor over gebruik antistollingsmedicatie
- bewaakt de medicatie op interacties, contra-indicatie en allergie/intolerantie van antistollingsmedicatie
- verstrekt op verzoek van de patiënt een medicatieoverzicht aan de patiënt
- de apotheek geeft bij starten of wijzigingen van medicatie die interfereren met VKA door aan de trombosedienst
- overlegt bij ongebruikelijke combinatie met de voorschrijver of combinatie wenselijk of noodzakelijk is.
Communicatie en afstemming:
- apotheek overlegt met voorschrijver als recept antistolling ongewenst interfereert met de medicatie die reeds in gebruik is en overlegt met de voorschrijver als er twijfel is bij ongebruikelijke combinatie van antistollingsmiddelen
- apotheek bericht bij VKA de trombosedienst over de start van interfererende medicatie
- de voorschrijver stuurt startrecept naar de apotheek
- apotheek verstrekt op aanvraag een medicatie overzicht naar (hoofd)behandelaar of bij VKA naar de trombosedienst na uitdrukkelijke toestemming van de patiënt
- de waarnemend apotheek stuurt informatie van de verstrekte medicatie naar de door de patiënt aangewezen coördinerend apotheek.
Patiënt wijzigt of stopt met antistollingsmedicatie
De apotheek:
- verstrekt de gewijzigde medicatie
- geeft uitleg aan patiënt over de wijziging of over de gestopte medicatie
- verstrekt op verzoek van de patiënt een medicatieoverzicht aan de patiënt.
Communicatie en afstemming: - apotheek overlegt met voorschrijver als recept antistolling ongewenst interfereert met de medicatie die reeds in gebruik is en overlegt met de voorschrijver als er twijfel is bij ongebruikelijke combinatie van antistollingsmiddelen
- apotheek stuurt gegevens van wijzigingen bij VKA naar trombosedienst
- de voorschrijver stuurt een wijzigings- of stoprecept naar apotheek
- de waarnemend apotheek stuurt informatie van de verstrekte medicatie naar de door de patiënt aangewezen coördinerend apotheek.
Huidig beleid polikliniek/dagbehandeling:
- de apotheek geeft medicatieoverzicht aan patiënt en/of stelt medicatieoverzicht beschikbaar via LSP (indien patiënt hiervoor toestemming geeft)
- de patiënt neemt medicatieoverzicht mee naar de polikliniek/dagbehandeling
- de behandelaar verifieert en actualiseert de medicatie in het EVS/EPD mbv medicatieoverzicht van de apotheek of door ophalen via het LSP. Wijzigingen/stoppen van medicatie wordt door de behandelaar in de vorm van wijzigings- en stoprecepten overgedragen aan de apotheek
- de apotheek verstrekt de medicatie en werkt medicatie dossier bij.
Rol specialist Ouderen Geneeskunde
Patiënt met antistolling wordt opgenomen in het verpleeghuis
De specialist ouderengeneeskunde:
- opname vanuit ziekenhuis: de specialist ouderengeneeskunde voert een medicatieverificatie van de antistollingsmedicatie uit
- opname vanuit thuissituatie: de specialist ouderengeneeskunde voert een medicatieverificatie van de antistollingsmedicatie uit
- neemt actueel medicatieoverzicht op in het dossier van de patiënt
- volgt bij VKA het doseerschema dat door het ziekenhuis en/of de trombosedienst is voorgeschreven en neemt contact op bij onduidelijkheden
- werkt status van patiënt volledig bij wat betreft afspraken over antistolling.
Communicatie en afstemming:
bij opname vanuit ziekenhuis:
- de behandelend arts stuurt een overdracht volgens de indicator Ontslagprotocol naar de specialist ouderengeneeskunde
- de ziekenhuisapotheek stuurt specialist ouderengeneeskunde en openbare apotheek een medicatieoverzicht van de patiënt
- de specialist ouderengeneeskunde voert een medicatieverificatie van de antistollingsmedicatie uit op basis van de medicatieoverdracht vanuit het ziekenhuis.
bij opname vanuit huis:
- de specialist ouderengeneeskunde vraagt een medicatieoverzicht op
- de openbaar apotheek of huisarts stuurt de specialist ouderengeneeskunde een medicatieoverzicht
- de specialist ouderengeneeskunde voert een medicatieverificatie van de antistollingsmedicatie uit op basis van de gegevens vanuit de openbare apotheek, bij VKA de trombosedienst en een gesprek met de patiënt.
De patiënt gebruikt in het verpleeghuis een VKA
De specialist ouderengeneeskunde:
- plant eenmaal per jaar een medicatiereview met de apotheker over de medicatie van de verpleeghuisbewoner waarbij opnieuw beoordeling plaatsvindt van de orale antistollingsmedicatie in het licht van de oorspronkelijke medicatie en comorbiditeit
- draagt de uitvoering van het doseerschema van de trombosedienst over aan het zorgteam in het verpleeghuis
- werkt status van patiënt volledig bij wat betreft afspraken over antistolling
- de specialist ouderengeneeskunde overweegt aanpassingen in antistollingsmedicatie minimaal 2× per jaar na het multidisciplinaire overleg waarin het behandelplan wordt geëvalueerd
- de specialist ouderengeneeskunde informeert de trombosedienst indien noodzakelijk op de binnen het verpleeghuis afgesproken handelswijze.
Communicatie en afstemming:
- de specialist ouderengeneeskunde neemt contact op met het casemanagement van de trombosedienst voor advies m.b.t. complexe casuïstiek bij patiënten
- de specialist ouderengeneeskunde geeft wijzigingen in de medicatie, ingrepen, complicaties en overlijden door aan de trombosedienst en apotheek
- de trombosedienst draagt tijdens het verblijf van de patiënt in het verpleeghuis zorg voor een goede instelling van de patiënt op VKA
- de specialist ouderengeneeskunde plant twee maal per jaar een behandelplanbespreking met het multidisciplinaire team en eenmaal per jaar een medicatiereview met de apotheker waarin de orale antistollingsmedicatie wordt geëvalueerd
- de specialist ouderengeneeskunde verzorgt naar behoefte voor het zorgteam in het verpleeghuis instructie en scholing, eventueel in overleg met het Regionaal antistollingscentrum
- de specialist ouderengeneeskunde actualiseert bij complicaties het medicatieoverzicht
- de specialist ouderengeneeskunde meldt de complicatie bij het Regionaal Antistollingscentrum.
Patiënt met antistolling bezoekt voor consult of tijdelijke opname andere zorgverlener / instelling
De specialist ouderengeneeskunde:
- maakt medicatieoverzicht patiënt
- verzorgt de overdracht. Volgt daarbij de indicator ontslagprotocol voor zover relevant.
Communicatie en afstemming:
- de specialist ouderengeneeskunde draagt zorg voor de overdracht en een medicatieoverzicht
- de specialist ouderengeneeskunde meldt aan de trombosedienst wanneer een patiënt wordt opgenomen in een ziekenhuis.
De patiënt gebruikt antistolling in het verpleeghuis en gaat met ontslag
De specialist ouderengeneeskunde:
- maakt medicatieoverzicht patiënt
- verzorgt de overdracht voor thuis of thuiszorg.
Communicatie en afstemming:
- de specialist ouderengeneeskunde meldt ontslag patiënt bij huisarts, bij VKA trombosedienst en apotheek voorzien van een medicatieoverzicht.
Patiënt start of stopt met antistolling in het verpleeghuis en trombosedienst doseert het VKA schema
De specialist ouderengeneeskunde:
- verifieert en actualiseert bij aanvang van het consult het medicatieoverzicht van de patiënt
- stelt de patiënt in op antistolling conform geldende richtlijnen
- instelling op VKA gebeurt in ieder geval tot datum eerste bezoek aan / van trombosedienst
- schrijft een recept
- stopt de antistolling
- vult het aanmeldingsformulier in voor de trombosedienst
- werkt de medische status van de patiënt volledig bij wat betreft afspraken over de antistollingsbehandeling.
Communicatie en afstemming:
- de specialist ouderengeneeskunde verifieert en actualiseert het medicatieoverzicht
- de specialist ouderengeneeskunde verstrekt bij starten een recept
- bij stoppen van antistolling licht de specialist ouderengeneeskunde de apotheek in
- de specialist ouderengeneeskunde meldt het starten / stoppen / wijzigen van VKA bij de trombosedienst.
Complicaties
Bij het gebruik van antistolling (VKA, TAR, LMWH of DOAC) kunnen er zich (ernstige) complicaties voordoen, zowel trombo-embolisch als bloedig. Beoordeling of een complicatie meldingswaardig is en of verwijzing naar de tweede lijn moet plaats vinden gebeurt naar eigen inzicht van de behandelaar.
In het geval van een complicatie:
- de patiënt wordt behandeld conform de richtlijnen van de eigen beroepsgroep of de patiënt wordt verwezen naar het ziekenhuis
- de complicatie wordt doorgegeven aan het Regionaal Antistollingscentrum en bij VKA gebruik tevens aan de trombosedienst waaronder patiënt valt
- de behandelaar actualiseert het medicatieoverzicht inclusief argumentatie
- de behandelaar werkt de status van patiënt bij wat betreft afspraken over antistolling.
De melding aan het Regionaal Antistollingscentrum kan plaatsvinden:
Telefonisch: 0570-53 62 76
Per email: antistollingscentrum@dz.nl
Via de website: www.dz.nl
Rol trombosedienst (onderdeel van Regionaal Antistolling Centrum)
Patiënt start met VKA
De trombosedienst:
- checkt de gegevens van het aanmeldingsformulier
- neemt bloed af en bepaalt de INR waarde van het bloed
- vult het aanmeldingsformulier aan met ontbrekende gegevens
- werkt status van patiënt volledig bij wat betreft afspraken over antistolling.
Communicatie en afstemming:
- de trombosearts neemt bij twijfel van de indicatie contact op met verwijzend arts
- trombosedienst consulteert hoofdbehandelaar bij complicaties (wanneer de instelling INR niet goed lukt (INR >8) / bloedingen / andere klachten)
- de trombosedienst stuurt op de dag van prikken per post of digitaal een doseeradvies
- de trombosedienst draagt zorg voor de afspraak voor de 1e controle
- de apotheek stuurt de trombosedienst een medicatieoverzicht uitsluitend als de patiënt hiervoor toestemming heeft gegeven
- de hoofdbehandelaar meldt het starten / stoppen / wijzigen van de medicatie aan bij de trombosedienst. Indien opname een gevolg is van complicatie of falen antistollingsbehandeling dan wordt deze informatie in het aanmeldingsformulier opgenomen
- de trombosedienst meldt bij de apotheek de beoogde behandelduur VKA.
Patiënt stopt met VKA of de medicatie wordt gewijzigd
De trombosedienst:
- werkt status van patiënt volledig bij wat betreft afspraken over antistolling
Communicatie en afstemming:
- trombosedienst brengt op aanvraag de huisarts (en de specialist ouderengeneeskunde) op de hoogte van de nieuwe doseeradviezen
- trombosedienst brengt apotheek op de hoogte van stoppen antistolling met een stopbericht
- apotheek werkt medicatieoverzicht bij
- trombosedienst brengt initiële voorschrijver op de hoogte dat de medicatie nu gestopt is
- medisch specialist meldt patiënt opnieuw aan met (her)aanmeldingsformulier bij trombosedienst als patiënt voor een complicatie in het ziekenhuis is (opgenomen) geweest. Op (her)aanmeldingsformulier wordt aangegeven wat de reden van opname was, of de antistollingsindicatie onveranderd of gewijzigd is en daarmee samenhangend of er een ander niveau van instelling is gewenst
- de trombosedienst checkt bij aanmelding van de patiënt of het aanmeldingsformulier volledig is ingevuld en neemt bij twijfel aan de juistheid contact op met de verwijzende arts
- medisch specialist stuurt trombosedienst in ieder geval bij antistollings-gerelateerde opnames een standaard ontslagbrief
- huisarts of specialist ouderengeneeskunde meldt overlijden van de patiënt bij trombosedienst en apotheek en geeft aan of overlijden verband houdt met de antistollingsbehandeling.
Patiënt is onder begeleiding van de trombosedienst
De trombosedienst:
- neemt bloed af en bepaalt de INR waarde van het bloed
- verstrekt het doseeradvies
- geeft patiënt als deze op vakantie gaat een vakantiebrief in de gewenste taal mee. De brief bevat antistollingsindicatie en gewenst antistollingsniveau, laatste INR-waarden, doseringen en contactgegevens van de eigen trombosedienst
- om de indicatiestelling te bewaken verschaft de trombosedienst jaarlijks een lijst van patiënten aan de huisarts of specialist ouderengeneeskunde
- past de antistollingsbehandeling aan bij ingrepen, comedicatie en comorbiditeit.
Communicatie en afstemming:
- trombosedienst licht huisarts, specialist ouderengeneeskunde of medisch specialist in bij complicaties
- medisch specialist verstuurt bij voorgenomen ingrepen een overdrachtsformulier naar de trombosedienst met vermelding van datum en gewenst beleid bij de ingreep. Vermeldt wanneer de stollingswaarde van het bloed van de patiënt gecontroleerd moet worden
- trombosedienst brengt huisarts of specialist ouderengeneeskunde op de hoogte wanneer de INR > 8 is
- patiënt informeert bij zelfmeten trombosedienst over INR-waarde en ontvangt doseerinformatie
- apotheek informeert bij start / stop interacterende medicatie.
Fraxiparine Forte nieuwe naam van Fraxodi
Het geneesmiddel Fraxodi (nadroparine) verandert van naam naar Fraxiparine Forte. Alleen de naam verandert. Daarnaast wordt het aantal internationale eenheden van de werkzame stof duidelijker op de verpakking vermeld.
De fabrikant van het middel heeft dit besloten in overleg met het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG), omdat in sommige gevallen verwarring bestond over de benaming van het middel in combinatie met het aantal milliliter per spuit.
In het Deventer Ziekenhuis is de afspraak dat klinisch de ‘gewone’ 2x daagse Fraxiparine wordt voorgeschreven indien er therapeutisch gedoseerd wordt. Dit is juist bedoeld om een eventuele verwisseling met de 1x daagse sterkere variant (het hogere concentratie) te voorkomen. Poliklinisch wordt natuurlijk wel vaak de 1x daagse variant voorgeschreven in het kader van een therapeutische behandeling. Kennisname van deze naamswijziging is daarom van belang.
N.B. Voor de profylactische dosis 0.3ml fraxiparine verandert er dus niets.
Beschikbare sterktes Fraxodi met oude en nieuwe naam:
Oude naam Nieuwe naam:
Fraxodi 19000 IE/1.0 ml wordt .... Fraxiparine Forte 19000 IE/1.0 ml
Fraxodi 15200 IE/0.8 ml wordt.... Fraxiparine Forte 15200 IE/0.8 ml
Fraxodi 11400 IE 0.6 ml wordt.... Fraxiparine Forte 11400 IE/0.6 ml
Ter vergelijking sterktes Fraxiparine vs Fraxiparine Forte per ml:
Fraxiparine ‘normaal’ 9500 IE/1.0 ml versus Fraxiparine Forte 19000/1.0 ml. De 1x daagse Forte heeft dus een 2x zo sterke concentratie als de gewone fraxiparine en is dus 1 op 1 vergelijkbaar met Fraxodi.
In HIX schrijven we voor op werkzame stof (nadroparine). In HIX hebben we het onderscheid zo duidelijk mogelijk proberen te maken door de naamgeving aan te passen door “FORTE” tussen haakjes achter de stofnaam en sterkte te zetten.
Bestaande voorraad in de markt wordt eerst opgemaakt en de Fraxiparine Forte wordt dus gefaseerd ingevoerd. Het kan dus zijn dat tijdelijk beide varianten (Fraxodi en Forte) op de plank liggen of in de thuissituatie aan de patiënt worden verstrekt.
Voor vragen kunt u contact opnemen met het Antistollingscentrum Deventer 6276