Menu
Behandelingen

Vroege infectie bij een prothese

Een vroege infectie bij een prothese ontstaat kort na de operatie. Dit kan leiden tot loslating van de prothese. Kenmerken hiervan zijn: plaatselijke roodheid, zwelling en pijn. De operatiewond kan (opnieuw) wondvocht of pus lekken.

Afdeling(en)

Hoe kom ik er?

Route 75
Lees voor

Wat gebeurt er bij een behandeling van een vroege infectie bij een prothese?

De behandeling van een vroege infectie bestaat uit het toedienen van antibiotica en eventueel het spoelen van de wond.

Antibiotica

Antibiotica kan via een tablet, capsule, drankje, injectie of infuus worden toegediend. In het ziekenhuis gebeurt dit meestal via een infuus, een capsule of in tabletvorm, afhankelijk van de soort antibiotica. Soms wordt de antibiotica operatief in het geïnfecteerde gebied ingebracht. Tevens wordt de prothese dan gespoeld. Voor deze methode wordt gekozen als antibiotica via het infuus niet in dit gebied kunnen komen. Voordeel van deze methode is dat in het geïnfecteerde gebied hoge concentraties antibioticum worden afgegeven. Meestal wordt deze methode na 2 weken herhaald, dit is afhankelijk van de labuitslagen en kweekuitslag. Daarnaast krijgt u vaak ook nog aanvullende antibiotica via een infuus.

Soorten antibiotica

Bij de behandeling met antibiotica start men in eerste instantie met zogeheten “breedspectrum” antibiotica. De werking hiervan is heel breed; ze werken op een groot aantal verschillende bacteriën. Door het afnemen van wondvocht, eventueel door een punctie, kan de microbioloog vaststellen welke specifieke bacterie de infectie in uw geval veroorzaakt. Wanneer dit bekend is, wordt overgegaan op “smalspectrum” antibiotica. Deze werken specifiek op de betreffende bacterie. Tijdens de behandeling kan dus worden overgegaan op andere antibiotica. Dit kan ook gebeuren wanneer de bacterie niet reageert op de voorgeschreven antibiotica.

Controle

Om de werking van de antibiotica te controleren wordt minimaal 2 keer per week uw bloed gecontroleerd. Hierbij kijkt men of de tekenen van de infectie verminderen. Daarnaast laat de arts ook de functie van de nieren en de lever in het bloed controleren, omdat deze door de antibiotica soms minder goed gaan werken.

De microbioloog bekijkt samen met uw behandelend arts welke antibiotica u het beste kunt gebruiken en hoe deze toegediend moeten worden. Verder wordt dagelijks uw temperatuur gecontroleerd.