Knieschijf (patello-femorale) instabiliteit
Instabiliteit van de knieschijf komt meestal door een aangeboren afwijking van het kniegewricht of door een ongeval. Instabiliteit betekent dat de knieschijf naar buiten schiet, bij een verkeerde beweging. Heeft u samen met de orthopedisch chirurg besloten een operatie te ondergaan om de instabiliteit van de knieschijf op te heffen? Hier leest u meer over de ingreep.
Hoe gaat de behandeling van knieschijf instabiliteit?
- Verplaatsen aanhechting van de kniepees aan het onderbeen (tuberositas transpositie)
Over de voorzijde van de knie komt een korte snee. De aanhechting van de kniepees aan het onderbeen wordt opgezocht. De aanhechting met een stuk bot wordt met een zaag losgemaakt. De losgemaakte aanhechting wordt op de goede plek vastgezet met schroeven. Met een röntgenfoto wordt dit gecontroleerd. De huid wordt gehecht en een verband wordt aangelegd. De gipsverbandmeester brengt op de uitslaapkamer een loopkoker van gips aan. - Herstel van de gewrichtsband van de knieschijf (‘MPFL reconstructie’)
Via een aparte snee wordt de hamstringpees opgezocht. Een klein stukje van de hamstringpees wordt verwijderd. Dit wordt de nieuwe gewrichtsband. Daarna worden 2 openingen gemaakt in de knieschijf en een opening in het bot van het bovenbeen. Met oplosbare schroeven wordt de nieuwe gewrichtsband vastgezet. De wondjes worden gehecht. U krijgt een verband en de scharnierbrace wordt omgedaan.
Risico's en bijwerkingen
Na de operatie kan er trombose en/of een longembolie optreden. Om dit te voorkomen krijgt u 6 weken lang een antistollingsmiddel (fraxiparine). Tijdens de opname leert u hoe u dit zelf kan toedienen in de buik. Als dit niet lukt kan iemand uit uw omgeving het ook leren.