Menu
Aandoeningen

Plasproblemen bij kinderen

Kinderen in Nederland worden over het algemeen zindelijk tussen de 2 en 4 jaar. Als de kleuters naar school gaan, wordt van hen verwacht overdag droog en schoon te zijn. Een ongelukje mag natuurlijk nog gebeuren.

Voor de nachten wordt in het algemeen later verwacht dat kinderen droog doorslapen.​ Bij sommige kinderen verloopt deze ontwikkeling anders. Dan spreken artsen van een te late of gestoorde zindelijkheid.

Onderzoek en diagnose

De kinderarts spreekt van een te late of gestoorde zindelijkheid wanneer er sprake is van de volgende problemen:

  • niet overdag zindelijk voor ontlasting en/of urine na de 4e verjaardag;
  • opnieuw niet zindelijk voor ontlasting en/of urine, terwijl het kind daarvoor wel zindelijk is geweest;
  • niet zindelijk ’s nachts na de 7e verjaardag;
  • angst of andere gedragsproblemen rondom de zindelijkheid, dit geldt voor alle leeftijden;
  • pijn bij het plassen, blaasontsteking of andere lichamelijke klachten bij het plassen;
  • onregelmatige of harde ontlasting, buikpijn of andere klachten bij het hebben van ontlasting.

Mogelijke oorzaken

Overdag

  • het kind heeft een verkeerde plastechniek of houdt de plas te lang op;
  • het kind ervaart voortdurend aandranggevoel en gaat dit negeren;
  • het kind heeft een blaasontsteking (die soms zonder koorts of klachten kan verlopen);
  • problemen met de ontlasting.

’s Nachts

  • het kind is niet wakker genoeg om te gaan plassen
  • het kind mist een stofje in het lichaam waardoor ’s nachts meer urine wordt geproduceerd dan overdag
  • het kind heeft een overactieve blaas
  • het kind heeft een te kleine blaas voor de leeftijd
  • een combinatie van bovengenoemde factoren

Een groot misverstand is dat kinderen misschien wel met opzet in hun broek of bed plassen.

Onderzoeken

Bij de meeste kinderen is het probleem goed op te lossen. Uw huisarts kan met een urineonderzoek en adviezen vaak al helpen. Als dit niet genoeg is, moet er meer onderzoek en begeleiding plaatsvinden. In het Deventer Ziekenhuis is daarom het Kind En Incontinentieteam opgericht.

Plasdagboek

Om goed te kunnen beoordelen wat er precies aan de hand is, wordt vooraf aan de ouders en het kind gevraagd om een plasdagboek bij te houden. Dit plasdagboek geeft inzicht in hoe vaak en hoeveel een kind plast en drinkt. Het geeft een indruk over de blaasinhoud en hoe het kind met de blaas omgaat.

Vragenlijst

Om het plasprobleem beter te begrijpen, wordt ook vooraf een vragenlijst toegestuurd.

Eerste afspraak

Tijdens het eerste polikliniekbezoek voert de urotherapeut een uitgebreid gesprek met de ouders en het kind (+/- 1 uur). In dit gesprek wordt de vragenlijst doorgenomen en uitleg gegeven over de werking van de blaas. De kinderarts doet een lichamelijk onderzoek. Aan het eind van het gesprek volgt een advies, eventueel wordt de training gestart of is er aanvullend onderzoek nodig. Zo mogelijk plast het kind op de uroflowmeter, ofwel computerwc. De uroflowmeter geeft informatie over het plaspatroon van uw kind. Met behulp van een echo wordt gekeken of er na het plassen urine achterblijft in de blaas.

Plasklas

Voor kinderen die overdag plasproblemen hebben is er een plasklas. Hier leert een kind hoe, wanneer en hoe vaak het moet plassen. Ook wordt gebruik gemaakt van uroflowmetrie. Bij dit onderzoek plast het kind 3 keer in een speciale wc, waarin meetapparatuur zit die de kracht van de urinestraal en de hoeveelheid urine registreert en berekent. Hiermee wordt het plaspatroon van het kind vastgelegd. Aan het eind van de middag wordt samen met de kinderarts een plan van aanpak gemaakt. Per middag (2,5 uur) worden 2 kinderen samen met één of beide ouders in de plasklas geplaatst.

Onderzoeken