Longembolie
Bij een longembolie zit een bloedvat naar uw longen verstopt. Daardoor komt er minder zuurstof in uw bloed. Veel voorkomende klachten zijn: kortademigheid, pijn op de borst en hoesten.
Afdeling(en)
Wat is het?
Bij een longembolie zit een bloedvat naar uw longen verstopt. Daardoor komt er minder zuurstof in uw bloed. Dit stolsel kan heel veel of juist heel weinig klachten geven. Veel voorkomende klachten zijn: kortademigheid, pijn op de borst en hoesten (soms met het opgeven van een beetje bloed). Minder vaak optredende symptomen zijn: koorts en hartkloppingen.
Ontstaan
Een stolsel ontstaat meestal in de bloedvaten van de benen of het bekken en wordt via de bloedbaan meegevoerd naar de longen. De oorzaken van een longembolie zijn dan ook veelal dezelfde als die van een trombosebeen. Zo treden longembolieën vaker op na een operatie of een botbreuk. Ook kunnen makkelijker stolsels in de benen (of op andere plaatsen in het lichaam) ontstaan als bloed te langzaam stroomt. Bijvoorbeeld na langdurige bedrust of een lange vliegreis.
Soms ontstaat een longembolie doordat het bloed zelf een verhoogde
neiging heeft tot stollen. Dit kan aangeboren zijn door bepaalde
afwijkingen in het stollingssysteem, maar kan ook ontstaan door
bijvoorbeeld zwangerschap en kraambed. Bij ongeveer de helft van de
patiënten met een longembolie is er geen oorzaak aan te wijzen.
Onderzoek en diagnose
De klachten die bij een longembolie optreden, kunnen ook bij andere longziekten optreden. Het is daarom noodzakelijk altijd aanvullend onderzoek te doen om zeker te weten dat het inderdaad om een longembolie gaat.
Onderzoeken
Vaak wordt er bloed afgenomen om de zogenoemde D-dimeerwaarde te bepalen. Met deze test worden afbraakproducten van de stolling in het bloed gemeten. Als de waarde verhoogd is, is er een verhoogde kans op de aanwezigheid van een longembolie. Ook wordt vaak een hartfilmpje (ECG) gemaakt. Dit informeert ons over het hart en geeft soms aanwijzingen dat er een longembolie aanwezig zou kunnen zijn. Verder zal een gewone röntgenfoto van uw longen worden gemaakt. Dit om andere ziektes, zoals een longontsteking of een klaplong als verklaring voor de klachten uit te sluiten.
CT-scan
Als er na dit onderzoek nog steeds een vermoeden bestaat op een longembolie, wordt een CT-scan van de longen gemaakt. U krijgt dan via een infuusnaaldje in een bloedvat in de arm een contrastvloeistof toegediend. Als in een bloedvat een stolsel zit, zal naar het gebied daarachter minder bloed (contrast) stromen. Vaak ook is het stolsel als een uitsparing op de scan zichtbaar. Soms wordt in plaats van een CT-scan een perfusiescan van de longen gemaakt. Bij dit onderzoek wordt een radioactief contrastmiddel in de arm gespoten om de bloedvaten zichtbaar te maken. Het contrastmiddel is ongevaarlijk voor de gezondheid. Soms als er een verdenking op stolsels in de benen is (trombosebeen), zal een echo van de benen worden gemaakt. Dit is echter niet altijd noodzakelijk.
Onderzoeken
Behandelplan
Het doel van de behandeling van een longembolie is uitbreiding van het bloedstolsel en het ontstaan van nieuwe stolsels te voorkomen. De stolselvorming moet direct worden gestopt. Het aanwezige bloedstolsel zal het lichaam zelf opruimen. De behandeling bestaat uit toediening van heparine via een infuus of zogenaamde ‘laag moleculair gewicht’ heparine (LMWH) via spuitjes onder de huid. Deze behandeling duurt 5 tot 7 dagen.
Medicatie
Tegelijk met het starten van de behandeling met heparine worden ook tabletten acenocoumarol of fenprocomon (Marcoumar) voorgeschreven. Als u goed bent ingesteld op deze tabletten, meestal na 5 tot 7 dagen, wordt met de heparine gestopt. De hoeveelheid te gebruiken tabletten is wisselend per persoon en per periode. Door de trombosedienst zullen regelmatig bloedcontroles worden verricht om het juiste aantal te gebruiken tabletten te kunnen bepalen.
Indien het bloed er te lang over doet om te stollen, bestaat er een kleine kans op bloedingen. De trombosedienst zal u adviseren om minder tabletten te nemen. Als het bloed te snel stolt, bestaat er een kleine kans dat de trombose weer terugkomt. De trombosedienst zal u adviseren om meer tabletten te nemen. De duur van de behandeling is afhankelijk van de omstandigheden waaronder u de longembolie hebt gekregen, maar duurt tenminste 3 tot 6 maanden.
In het begin van een longembolie kan het zuurstofgehalte in het bloed te laag zijn. Om dit te verhelpen, kan het nodig zijn tijdelijk zuurstof toe te dienen via een zogeheten neusbrilletje. Als het om een zeer ernstige longembolie gaat waardoor ook de bloeddruk gedaald is, zal soms geprobeerd worden het stolsel actief op te lossen. De middelen die hierbij gebruikt worden hebben als nadeel dat ook ‘goede stolsels’ - zoals in net geheelde (operatie)wonden - kunnen oplossen en weer kunnen gaan bloeden of dat er juist nieuwe bloedingen ontstaan. Daarom wordt dit alleen in zeer ernstige situaties gedaan.
Is opname altijd noodzakelijk?
Afhankelijk van de klachten en de bevindingen bij het aanvullend onderzoek, wordt besloten of u naar huis mag of kortdurend moet worden opgenomen. De behandeling in het ziekenhuis verschilt praktisch niet van de behandeling thuis. Hoewel er geen aanwijzingen zijn dat bedrust in de acute fase werkelijk zinvol is, krijgt u wel het advies om de eerste 24 uur zo veel mogelijk te rusten. Als het goed gaat en de klachten het toelaten, mag u uw activiteiten geleidelijk uitbreiden. Dan zijn ook na 1 tot 2 weken de ergste klachten verdwenen. Als u weer in staat bent, mag u uw werk en eventuele sportactiviteiten weer hervatten. Als de bestaande klachten toenemen of nieuwe klachten ontstaan, moet u dit altijd aan de behandelend arts of eventueel uw eigen huisarts melden.
Pijnstilling
Een longembolie kan erg pijnlijk zijn door prikkeling van de longvliezen. In dat geval kan paracetamol worden gebruikt al dan niet gecombineerd met codeine. Andere pijnstillers kunnen het antistollende effect van de voorgeschreven behandeling versterken en verhogen daardoor het risico op (spontane) bloedingen. Indien paracetamol onvoldoende werkt is het raadzaam met uw behandelend arts te overleggen.
Zeldzame langetermijngevolgen van een longembolie
Het overgrote deel van de mensen herstelt volledig na het doormaken van een longembolie. Bij een zeer klein deel van de patiënten is het lichaam echter niet in staat de bloedstolsels volledig op te ruimen. Als door deze stolsels meerdere bloedvaten afgesloten blijven, kan dit tot klachten leiden. Het bloed kan minder goed door de longen wegstromen, waardoor de bloeddruk in de longslagaders zal stijgen (pulmonale hypertensie). Deze aandoening wordt chronische trombo-embolische pulmonale hypertensie (CTEPH) genoemd.
CTEPH is een progressieve ziekte. Kortademigheid bij (geringe) inspanning, hartkloppingen en sneller dan normaal optredende vermoeidheid kunnen het gevolg zijn, en deze klachten worden geleidelijk erger. Gelukkig is de ziekte door een operatie vaak te genezen of anders kan verergering van de ziekte met medicijnen worden geremd. Mochten zich bij u in de maanden of jaren na de longembolie dergelijke klachten voordoen, dan adviseren wij u contact op te nemen met uw huisarts.
Beperkingen in de toekomst
Het merendeel van de patiënten zal uiteindelijk weer alles kunnen wat zij gewend waren te doen voor de periode van de longembolie. Patiënten die gewend waren te sporten kunnen dit blijven doen. Sporten die een zware, statische belasting voor het lichaam vormen, zoals krachtsporten en gewichtheffen, dienen te worden vermeden. Wandelen, hardlopen, fietsen en zwemmen vormen over het algemeen geen probleem bij patiënten die een longembolie hebben gehad. Voorts is het advies om een gezonde leefstijl aan te nemen, niet te roken en regelmatig te bewegen.
Meer informatie
- Longembolie.nl
- Longfonds
- UpToDate (Engelstalig)
- Wikipedia