Baarmoederkanker
Baarmoederkanker is een kanker van de baarmoeder. Meestal gaat het om kanker van het baarmoederslijmvlies. Dit heet ook wel endometriumcarcinoom. Per jaar krijgen ongeveer 1800 vrouwen in Nederland baarmoederkanker. De meeste van hen zijn tussen de 55 en 80 jaar.
Symptomen
Symptomen van baarmoederkanker kunnen zijn:
- bloedverlies na de overgang
- onregelmatig en overmatig bloedverlies tussen de menstruaties door
- plasklachten of bloedverlies bij het plassen
- moeheid, vermagering of buikpijn
Deze klachten kunnen ook andere oorzaken hebben. Deze klachten zijn een reden om naar de huisarts te gaan.
Risicofactoren
De kans op baarmoederkanker lijkt groter zijn wanneer er lange tijd veel oestrogeen in het lichaam aanwezig is.
Dit is het geval bij vrouwen die:
- laat in de overgang zijn gekomen
- geen kinderen hebben gekregen
- overgewicht hebben
- lange tijd oestrogenen gebruikt hebben (bijvoorbeeld bij overgangsklachten)
- borstkanker hebben gehad en een aantal jaren het medicijn tamoxifen gebruikten
Een andere risicofactor voor baarmoederkanker is het Lynch-syndroom. Dit is een erfelijke vorm met DNA veranderingen die leidt tot vaker voorkomen van zowel baarmoeder- als darmkanker in de familie.
Onderzoek en diagnose
Bij een vermoeden van baarmoederkanker verwijst de huisarts u naar een gynaecoloog. In het ziekenhuis krijgt u de volgende onderzoeken:
- lichamelijk onderzoek
- vaginale echoscopie
- curettage (Pipelle)
Bij het lichamelijk onderzoek onderzoekt de gynaecoloog de buik en de in- en uitwendige geslachtsorganen Met een spreider worden de vagina en de baarmoedermond te bekeken. Vervolgens wordt met een vaginaal toucher en/of een rectaal toucher gevoeld naar de grootte en ligging van de baarmoeder en eierstokken.
Met een vaginale echoscopie kan de arts de eierstokken en de binnenkant van de baarmoeder beoordelen. Bij een curettage (Pipelle) verwijdert de arts wat baarmoederslijmvlies. Het wegnemen van een stukje weefsel heet een biopsie. Na onderzoek van het weefsel kan meestal worden geconstateerd of u baarmoederkanker heeft.
Met verder onderzoek stelt de arts vast in hoeverre de tumor zich heeft uitgebreid en of er uitzaaiingen zijn.
U kunt dan de volgende onderzoeken krijgen:
- longfoto
- CT-scan of MRI-scan
Stadium-indeling
Bij baarmoederkanker zijn er 4 stadia:
- de tumor zit alleen in de baarmoeder.
- de tumor is doorgegroeid tot in de baarmoederhals.
- de tumor is verder doorgegroeid in de directe omgeving van de baarmoeder, zoals de eierstokken, vagina of lymfeklieren in het bekken.
- de tumor is doorgegroeid naar de blaas of endeldarm, of uitgezaaid naar andere organen.
Met deze stadium-indeling schat de arts de vooruitzichten in en bepaalt hij de behandeling.
Afhankelijk van het soort tumor en het stadium vindt de behandeling plaats in het Deventer ziekenhuis of in Amsterdam medisch Centrum.
Behandeling
Is de diagnose baarmoederkanker gesteld? Dan krijgt u bijna altijd een operatie. De helft van de patiënten krijgt hierna 1 van de volgende behandelingen:
- bestraling
- hormonale therapie
- chemotherapie
Soms krijgt u een combinatie van deze behandelingen. Naast deze therapieën kunt u soms deelnemen aan behandelingen in onderzoeksverband (trials).
Uw behandelend arts bespreekt uw dossier met een team van gespecialiseerde artsen en verpleegkundigen. Dit heet een multidisciplinair overleg (MDO). De specialisten maken samen een behandelplan voor u. Zij gebruiken hiervoor landelijke richtlijnen. Het behandelplan wordt met u besproken en samen met uw behandelteam kunt u een weloverwogen besluit nemen.
Operatie
De eerste behandeling bij baarmoederkanker is vaak een operatie waarbij de baarmoeder en vaak ook de eierstokken worden verwijderd. Hoe uitgebreid de operatie is, hangt af van het stadium van de ziekte.
De operatie kan meestal worden uitgevoerd via een kijkbuisoperatie. Soms wordt dit gedaan met hulp van een robot. Welke ingreep wordt gekozen hangt af van verschillende factoren en wordt met u besproken.
Bestraling
U kunt bestraling krijgen als er een kans is dat er na de operatie kankercellen zijn achtergebleven. U kunt inwendig of uitwendig bestraald worden. Heel soms krijgt u een combinatie hiervan. Dit hangt af van het stadium en de gradering van de kanker.
Uitwendige bestraling duurt meestal 4 tot 6 weken, u wordt 5 keer per week bestraald. Inwendige bestraling wordt meestal 3 keer gegeven.
Bestraling kan de volgende bijwerkingen geven: vaker plassen of blaasontsteking, buikkrampen, vermoeidheid en vervroegde overgang.
Een combinatie van inwendige en uitwendige bestraling kan leiden tot verkleving en littekenweefsel in de top van de vagina. Hierdoor kan de vagina nauwer, korter en minder elastisch worden.
De bestraling zal plaatsvinden in Arnhem (Radiotherapiegroep) of Amsterdam (UMC).
Hormonale therapie
U kunt hormonale therapie krijgen om de ziekte te remmen of klachten te verminderen. Meestal krijgt u tabletten met het hormoon progesteron. Gemiddeld reageert 30% van de vrouwen gunstig op deze hormoonbehandeling.
Hormonale therapie kan de volgende bijwerkingen geven: gewichtstoename, extra belasting van hart en bloedvaten doordat het lichaam meer vocht vasthoudt en stemmingswisselingen. Sommige vrouwen voelen zich opgejaagd.
Chemotherapie
Ook chemotherapie krijgt u om de ziekte te remmen en klachten te verminderen. Dit krijgt u vooral als de ziekte al vergevorderd is en niet meer te genezen. Chemotherapie kan de volgende bijwerkingen geven: haaruitval, misselijkheid en overgeven, darmklachten, verhoogd risico op infecties en bloedingen en vermoeidheid.
Nazorg en controle
Na de behandeling van baarmoederkanker blijft u onder controle bij de gynaecoloog.
- 1e en 2e jaar elke 3 maanden controle.
- 3e en 4e jaar elke 6 maanden controle.
- 5e jaar laatste controle.
De controles richten zich vooral op het onderzoeken, bespreken en behandelen van mogelijke bijwerkingen en gevolgen van de behandeling. Ook onderzoekt de arts of de ziekte is teruggekomen.
De arts doet uitwendig en inwendig onderzoek. Ook onderzoekt zij de lymfeklieren in uw hals en liezen. Heeft u klachten, dan wordt u soms verder onderzocht. Bijvoorbeeld met een CT-scan.
Verliest u bloed via de vagina, neem dan contact op met uw huisarts of specialist
Gevolgen
Kanker en de behandeling ervan hebben vaak een grote invloed op het dagelijks leven. Sommige gevolgen hebben die met de ziekte zelf te maken. Andere met de behandeling. Ook uw leeftijd en lichamelijke conditie spelen een rol.
Gevolgen waar veel mensen met kanker mee te maken krijgen: vermoeidheid, geheugenverlies en concentratieproblemen, veranderingen in uw uiterlijk, angst voor terugkeer van de ziekte en somberheid.
Ook kan de behandeling van baarmoederkanker de volgende specifieke gevolgen hebben
Lymfoedeem
Zijn er tijdens de operatie lymfeklieren uit de buik en/of het bekken verwijderd of beschadigd? Dan kunt u last krijgen van lymfoedeem in de benen. Dit is een opeenhoping van lymfevocht. U heeft dan meestal een zwaar, vermoeid, strak of pijnlijk gevoel in de benen. Later krijgt u zwelling van het been. Het is belangrijk om een lymfoedeem zo vroeg mogelijk te behandelen.
Onvruchtbaarheid
Zijn bij de behandeling uw baarmoeder en de eierstokken verwijderd, dan wordt u onvruchtbaar. Baarmoederkanker komt niet vaak voor bij vrouwen die nog vruchtbaar zijn.
Seksualiteit
Door de ziekte en behandeling kan uw beleving van seksualiteit veranderd zijn. Het verlies van de baarmoeder en/of de eierstokken kan uw gevoel van vrouw-zijn beïnvloeden. De ene vrouw ervaart dat sterker dan de andere.
Na de behandeling krijgt u meestal het advies om te wachten met geslachtsgemeenschap tot na de eerste poliklinische controle (ongeveer 6 weken). In medisch opzicht zijn er geen bezwaren tegen seksuele opwinding, masturberen of het krijgen van een orgasme (klaarkomen). Voorop staat dat u voor uzelf moet bepalen wanneer u aan vrijen toe bent en op welke wijze u dat wilt. Het is belangrijk om dit met uw partner te bespreken.
Ook kunnen lichamelijke gevolgen uw seksleven beïnvloeden, zoals een tekort aan geslachtshormonen, droge vagina, minder prikkels en vermoeidheid. Bij veel vrouwen van wie de baarmoeder is verwijderd, verandert het orgasme. Bespreek klachten met uw arts en vraag eventueel een verwijzing naar een seksuoloog.