Menu
Nieuws

Frank Jansman benoemd tot bijzonder hoogleraar

30 maart 2021

Noviteit voor het Deventer Ziekenhuis. Ziekenhuisapotheker, klinisch farmacoloog en medisch manager Frank Jansman is de eerste specialist van ons ziekenhuis die benoemd is tot bijzonder hoogleraar. Frank wordt bijzonder hoogleraar Specialistische Farmaceutische Zorg aan de Rijksuniversiteit Groningen. Hij gaat er onderwijs geven en onderzoek doen naar medicatiebegeleiding van met name de oncologische patiënt.

Onderzoek doen naar medicatiebegeleiding

Het is een bijzondere positie die Frank gaat bekleden. In Nederland zijn slechts een handvol ziekenhuisapothekers die bijzonder hoogleraar in de farmacie zijn. Kenmerk van een ‘buitengewoon hoogleraar’ is dat hij/zij de rol van onderzoeker/onderwijzer aan de universiteit combineert met het werk in de klinische praktijk. Zo zal Frank het gros van zijn tijd gewoon in het Deventer Ziekenhuis actief blijven, maar daarnaast les geven in Groningen en ook onderzoek doen. Frank: ‘Voor de universiteit is het belangrijk dat er niet alleen gewone hoogleraren zijn, maar ook bijzonder hoogleraren die dagelijks in de ziekenhuispraktijk werkzaam zijn. In die hoedanigheid kan ik zorgen voor verbinding tussen universitair onderwijs en onderzoek en de klinische praktijk.’

Rijksuniversiteit Groningen

De leerstoel die Frank gaat bekleden is ondergebracht bij de afdeling Pharmacotherapy, -Epidemiology & -Economics (PTEE) van het Groningen Research Institute for Pharmacy en de opleiding Farmacie. Voor het onderwijs in Groningen, gaat Frank zich richten op de specialistische farmacotherapie en farmacologie in de medische oncologie, hemato-oncologie, palliatieve zorg en geriatrie. Wat betreft onderzoek richt Frank Jansman zich vooral op medicatiebegeleiding en farmaceutische zorg voor hoog-risicopatiënten. Speciale aandacht daarbij is er voor interacties tussen geneesmiddelen. Frank: ‘Dat kan interactie zijn tussen verschillende oncologische middelen, de wisselwerking tussen oncologische- en “normale” geneesmiddelen, maar ook de interactie van oncologische middelen met voedingsmiddelen, supplementen en kruiden. Daar is nog een wereld te winnen. Wat gaat wel goed samen en wat niet?’

Interactie medicijnen

Als voorbeeld geeft Frank het Sint-Janskruid. ‘Het Sint-Janskruid maakt bepaalde oncologische middelen veel minder werkzaam. En omgekeerd weten we dat grapefruitsap in combinatie met anti-kankermiddelen ernstige bijwerkingen ofwel toxiciteit kan veroorzaken. En bepaalde antidepressiva botsen met een middel tegen borstkanker en een middel bij prostaatkanker kan de werking van antistollingsmiddelen verminderen waardoor trombose kan ontstaan. Er zijn nog veel vragen over de interacties tussen oncologische middelen en andere middelen, waar de Universiteit Groningen dus meer onderzoek naar gaat doen.’ Als voorzitter van een landelijke commissie voor interacties met oncologische middelen namens de Nederlandse apothekers, klinisch farmocologen, oncologen en hematologen, bevindt Frank Jansman zich hierbij als een spin in het web.

Dure medicijnen

Naast de interacties gaat Frank ook farmaco-economisch onderzoek en onderzoek naar dure geneesmiddelen doen. Frank: ‘Oncologische geneesmiddelen zijn vaak duur en we kunnen ze –vanuit een totale kostenoverweging voor de zorg- bijna niet meer voor iedereen voorschrijven. Van longkanker en borstkanker weten we bijvoorbeeld dat bepaalde oncologische middelen vooral werken bij patiënten met bepaalde genetische afwijkingen. Terwijl patiënten die deze genetische afwijkingen niet hebben, er nauwelijks baat bij hebben. Er is veel meer onderzoek nodig om te weten wie een bepaald medicijn wel of niet zou moeten krijgen. Als een duur medicijn geen effect heeft, is het niet zinvol om voor te schrijven en kunnen er ook nog eens ongewenste bijwerkingen optreden. Maar vaak weten we ook niet van tevoren welke patiënt wel of niet gaat reageren op nieuwere oncologische middelen. Kijk bijvoorbeeld naar de nieuwe immunotherapie bij longkanker. Dat wordt gezien als de nieuwe heilige graal. Het is belangrijk te beseffen dat dit maar bij ongeveer één op de drie patiënten echt aanslaat, maar bij sommige daarvan is het effect dan ook spectaculair. Je moet altijd goed kijken naar de individuele patiënt om te bepalen welke middelen het beste en veiligst werken en hoe deze moeten worden gebruikt.’ Het is dit soort onderzoek dat onderdeel uitmaakt van de leerstoel die Frank gaat bekleden.

Lees hier meer nieuws