Botuline-toxine injecties bij een overactieve blaas
Als bij u een ‘overactieve blaas’ is vastgesteld moet u vaak plassen en gaat het plassen meestal vooraf door hevige aandrang. Soms kunt u zelfs de urine niet ophouden. Indien minder ingrijpende behandelingen niet aanslaan, kunt u soms in aanmerking komen voor botuline-toxine injecties in de blaas.
De behandeling bij een overactieve blaas
Vóór de operatie onderzoekt de anesthesioloog u. Dat is een medisch specialist, die verantwoordelijk is voor de anesthesie (narcose en/of verdoving) tijdens de operatie en de pijnbestrijding erna. De anesthesioloog en zijn of haar anesthesiemedewerker spreken de anesthesie met u door en verrichten zo nodig aanvullend onderzoek. Als u medicijnen gebruikt, bespreekt de anesthesioloog welke medicijnen u mag blijven gebruiken en met welke u moet stoppen. Het is belangrijk dat u tijdens dit gesprek een actuele medicijnlijst bij zich hebt. Voor alle operaties, waarbij anesthesie gegeven wordt, moet u nuchter zijn. Dat houdt in dat u een bepaalde periode voor de operatie niet meer eet en drinkt. De anesthesioloog vertelt u vanaf welk tijdstip u niet meer mag eten en drinken.
De behandeling
De ingreep vindt plaats op de operatiekamer. De verpleegkundige brengt u in uw bed naar de operatieafdeling. De anesthesioloog dient uw verdoving toe, zoals afgesproken tijdens de pre-operatieve screening. De behandeling wordt via de plasbuis uitgevoerd. De botuline-toxine wordt in de blaas gespoten. Na de ingreep laat de uroloog soms een verblijfskatheter achter in de blaas. Dat is een kunststof slangetje dat in uw blaas wordt gebracht via de plasbuis. Aan de punt bevindt zich een ballonnetje. Dat wordt gevuld met steriel water zodat de katheter niet uit de blaas glijdt. Via openingen in de punt van de katheter kan de urine aflopen. Op het uiteinde van de katheter wordt een katheterzak aangesloten waarin de urine wordt opgevangen. Indien nodig krijgt u een infuus voor extra vocht en eventueel medicijnen tegen een ontsteking. De kans op succes van behandeling is ongeveer 70%. Bij 10% van de patiënten treden problemen op bij het plassen na de ingreep. Met als gevolg zelf katheterisatie.
Na de behandeling
Voordat u naar de afdeling gaat, verblijft u korte tijd op de uitslaapkamer. Na iedere operatie bestaat de kans, dat u pijn heeft van de operatie. De pijnstilling na de operatie wordt geregeld door de anesthesioloog. Dit is met u besproken tijdens de pre-operatieve screening. Zodra u terug bent op de afdeling mag u weer eten en drinken. De verpleegkundige verwijdert de katheter volgens voorschrift van de arts. U mag de verpleegkundige waarschuwen wanneer u hebt geplast, dan wordt er met een echo-apparaat gekeken hoeveel urine er achterblijft in de blaas.
Wanneer naar huis?
De behandeling vindt meestal plaats in dagopname, maar het kan ook voorkomen dat u een nacht moet blijven. Als u naar huis mag, geeft de verpleegkundige u uw ontslagpapieren en verwijdert het infuus. Omdat wordt afgeraden zelf auto te rijden na de ingreep, adviseren wij u vervoer naar huis te regelen.